ARTIKEL

Stapsgewijs naar een warmtepomp

Inleiding: iedereen een eigen logisch moment

Een warmtepomp zal vaak een logische uitkomst zijn van een warmtetransitietraject op plekken waar niet voor collectieve warmte wordt gekozen. Daarnaast zullen veel particulieren zelf ook al de keuze maken voor een warmtepomp. Maar hoe kan je als gemeenteambtenaar bewoners het beste hierin ondersteunen? Daarvoor is het belangrijk om vanuit het perspectief van de bewoner te redeneren, zowel aan de keukentafel als aan de beleidstafel. En vanuit het perspectief van bewoners heeft iedere bewoner en woning een eigen logisch moment. 

Bij de transitie naar een warmtepomp komen er verschillende aspecten samen, zoals bouwfysica, psychologie, planvorming en wet- en regelgeving. De lokale context is overal anders: andere huizen, andere techniek, en andere bewoners. Als gemeente kan je nu nog invloed uitoefenen op de richting en snelheid van ‘project warmtepomp’, zoals we het in deze artikelen zullen noemen. Het aanschaffen en installeren van een warmtepomp kan daarbij de laatste stap zijn van het verduurzamingsplan. Bewoners hebben daarvoor eerst inzichten verzameld over hun woning en woonwensen, de basis op orde gebracht, en een verduurzamingsplan gemaakt, waarbij de laatste stap de logische overstap naar een warmtepomp kan zijn.

In deze reeks behandelen we in twee delen de centrale vraag ‘Wat kan je als gemeente doen om bewoners hun eigen meest logische moment te vinden, en ze te ondersteunen in hun warmtewissel?’

  • Deel 1: Het warmtewissel gesprek aan de keukentafel 

  • Deel 2: Het warmtewissel gesprek aan de beleidstafel


Deel 2: Het warmtewissel gesprek aan de beleidstafel

In dit deel lees je waar je bij het maken van beleid rekening mee moet houden om bewoners te ondersteunen in hun warmtewissel. 

Houdt rekening met beschikbare capaciteit op het elektriciteitsnet

Beschikbare capaciteit in het elektriciteitsnetwerk wordt een belangrijk aandachtspunt als er op de schaal van wijken over warmtepompen wordt nagedacht. Ons advies is om alleen met een bèta-factor van 1 te werken zodat het elektriciteitsnet niet overmatig belast wordt op piekmomenten door plotseling inschakelende nood elementen. In onderstaande alinea lees je meer over de bèta-factor.

Bèta-factor

All-electric warmtepompen hebben vrijwel altijd een elektrisch nood element (gloeispiraal) dat bij kan springen als de warmtepomp niet aan de warmtevraag kan voldoen. Die gloeispiraal zet 1 kWh aan elektriciteit om in 1 kWh aan warmte, een COP van 1 dus. Veel voorkomende nood elementen zijn 3, 6 of 9 kW. Idealiter is het nood element bedoeld als echte noodvoorziening zodat je nog warmte hebt als de warmtepomp buiten bedrijf zou raken. Sommige fabrikanten kiezen er echter voor om het nood element ook te gebruiken om de (weinige) uren per jaar dat de warmtepomp het huis niet warm krijgt aan te zetten. Het percentage van de jaarlijkse warmtevraag die door de warmtepomp bediend wordt noemen we de bèta-factor. 

Meestal wordt het nood element ingeschakeld als de warmtevraag groter wordt dan 80% van het maximale warmteverlies van de woning. Bijvoorbeeld: als het berekende warmteverlies 10 kW is bij -10 oC, zou de warmtepomp het nood element inschakelen als het kouder is dan ong. -4 oC. (Het warmteverlies verloopt ongeveer lineair met de buitentemperatuur en -4 oC zit op ongeveer 80% tussen 20 oC  binnen en -10 oC buiten). Omdat temperaturen lager dan -4 oC weinig voorkomen, voorziet de warmtepomp met een bèta-factor van 0,8 evengoed nog in 97% van de jaarlijkse warmtebehoefte. Een bèta-factor van 1.0 houdt in dat de warmtepomp tot de ontwerptemperatuur van -10 oC als warmtepomp blijft functioneren en dus van 1 eenheid elektriciteit 2-3 kWh warmte blijft maken. 

Helaas staat er in brochures of op de apparatenlijst van de RVO geen vermelding van beta factoren bij warmtepompen. Het vereist dus oplettendheid en technische kennis om te kunnen bepalen welke warmtepomp hier wel of niet gebruik van maakt. Dit kan ook per aanbod verschillen. 

Voor beleidsmakers is het belangrijk om te weten dat all-electric warmtepompen met een bèta-factor kleiner dan 1 gelijktijdig een beroep doen op het stroomnet wanneer het extreem koud is (<10 graden). Dit komt doordat ze op dat moment allemaal overstappen op het elektrische nood element (de beta factor). Dit moet voorkomen worden, aangezien de stroomvraag op zulke momenten met een factor 3 hoger wordt, juist wanneer de vraag al piekt. 

Leren van kleine schaal als input voor nadenken over de grotere schaal

Op kleine schaal kan veel worden geleerd over het toepassingsbereik van de warmtepomp, zoals het plannen van piekmomenten van energieverbruik en slim gebruik van het huis als energiebuffer. Het aanpassen van het wijk energiesysteem is op dit moment nog niet nodig, maar het is wel mogelijk om na te denken over en te leren van de data die nodig zijn voor toekomstige aanpassingen. Duidelijke informatie over netbelasting van warmte oplossingen is daarbij ook een grote hulp om netbelasting en energiekosten bij de bewoner te verlagen. Als er op grote schaal buurten gaan overstappen op warmtepompen wordt de inpassing in het lokale energiesysteem steeds belangrijker. 

Besteed aandacht aan monitoring

Data en monitoring zijn belangrijke onderdelen om bewoners goed te ondersteunen in hun warmtetransitie, en te beoordelen wanneer het een logisch moment is voor een woning of wijk om over te stappen naar een andere warmteoplossing. We zien dat er nu nog weinig rekening wordt gehouden met het ritme van bewoners, buurten en wijken en dat er veel gerekend wordt aan “er wordt nu zoveel gas verbruikt, dus dat wordt zoveel kWh stroom". Monitoring en data gaat veel input leveren om dat soort rekenwerk te onderbouwen met de resultaten uit de weerbarstige praktijk. Langjarig monitoren van energieverbruik van woningen, buurten en wijken kan tot veel goede inzichten leiden die gebruikt kunnen worden als het grootschalig uitrollen van de warmtetransitie op gang komt. 

Veel bewoners hebben een slimme meter waarmee ze een behoorlijk goed beeld kunnen krijgen van de energieprestatie van hun woning voordat ze hun cv-ketel omruilen. Hoeveel nuttige warmte dit (gas)verbruik vertegenwoordigt is echter zelden bekend. De (on)zuinigheid van de ketel, de efficiëntie van het afgiftesysteem, de wijze van gebruik van de woning (ventilatiestrategie) maken een groot verschil. Daarom raden we aan om bewoners te motiveren om eerst de mogelijkheden van de woning optimaal te benutten, zodat er daarna appelen met appelen vergeleken kunnen worden. Lees hiervoor de fase pagina ‘Blijven klussen’.

Wet- en regelgeving: geluid en welstand nog te weinig in beeld

Terecht wordt er veel aandacht besteed aan het effect wat (heel veel) warmtepompen gaan betekenen voor de leefomgeving van bewoners, maar geluidsnormen en welstand worden nog onvoldoende meegenomen. 

Geluidsnormen

Sinds 1 april 2021 geldt er vanuit het bouwbesluit (artikel 3.8.3.2) wetgeving over de maximale geluidsdruk die warmtepompen mogen geven. Deze zogenaamde 'maximaal 40 dB op de erfgrens' norm wordt nauwelijks gehandhaafd.

Airco's zijn vaak kleine tegen buitengevels geplaatste apparaten met snel draaiende ventilatoren waarbij geluidsoverlast makkelijk kan ontstaan. Wellicht zou er meer handhaving op het geluid van airco's moeten komen om het onderwerp bespreekbaar te maken. Warmtepompen voor verwarming zijn vaak wat grotere apparaten met grotere, langzamer draaiende ventilatoren. Geluidsproblemen zijn daardoor beter beheersbaar. Toetsing vooraf op geluidsproductie zou de norm moeten worden om problemen te voorkomen.  

Inpassing warmtepomp qua welstand

Dat niet alle warmtepompen buitendelen een schoonheidsprijs verdienen is evident. Met bewoners(groepen) in gesprek gaan over een acceptabele plaatsing kan onvrede voorkomen. Gelukkig komen er steeds mooiere en slimmere oplossingen zodat de "lelijke" warmtepomp wellicht slechts een tijdelijk probleem was. 

Leer en evalueer van projecten

De warmtepomp is een praktische oplossing voor een echt vraagstuk. Toewerken naar de warmtewissel in steeds meer Nederlandse huishoudens is daarmee een mooie opgave. Na de transitie van hout naar veen, naar steenkool, naar olie, naar stadsgas, naar aardgas, vormt de overstap op iets anders dan aardgas een mooi nieuw hoofdstuk in het geschiedenisboek over warm wonen. Maar er moet wel snel geleerd worden over hoe we dat goed en efficiënt gaan doen als we grote ongelukken willen voorkomen.

Elk project is een kans op snel samen leren

We zagen in de twee artikelen ‘stapsgewijs naar een warmtepomp’ dat de warmtetransitie in woningen een complex vraagstuk is waarin we echt nieuwe dingen moeten gaan doen. We gaan ‘het huis’ als samenhangend systeem beschouwen waarin wooncomfort, gezondheid, betaalbaarheid en duurzaamheid allemaal een rol spelen. Pioniers hebben laten zien dat het prima kan en prima kan werken, maar hoe gaat de massa deze stappen zetten?

Zie daarom elk project dat gestart wordt als een kans om zo snel mogelijk zo veel mogelijk te gaan leren met elkaar.

Leren met bewoners en marktpartijen zorgt voor beter resultaat

Door samen met de bewoners en uitvoerende partijen te gaan leren zorg je ervoor dat het vraagstuk integraal benaderd wordt. Dat biedt een grotere kans op dat belangrijke aspecten onderdeel worden van de plannenmakerij en dat gaat onherroepelijk leiden tot betere afwegingen bij het komen tot uitvoeringsplannen.


Wil je meer lezen over dit onderwerp?